Halsteren – Politie lost schot bij incident in Halsteren

Bij een incident in Halsteren, waar een man zichzelf verwondde met een mes, is zaterdagochtend 23 mei 2020 een schot gelost door de politie. De man (27) is overleden.1 min


Rond 08.30 uur ontvingen we een melding dat een persoon verward gedrag vertoonde aan de Klaverblad in Halsteren. Agenten zijn enkele minuten later ter plaatse en zien daar dat een man zichzelf dermate ernstige met een mes aan het verwonden is. Zij spreken de man aan, maar daar reageert hij niet op. Er wordt gepoogd de man onder controle te brengen met behulp van pepperspray, daar reageert hij ook niet op. Uiteindelijk lost de politie een schot.

Onderzoek

De Rijksrecherche is ter plaatse om onderzoek te doen naar het incident. Waaraan de man is overleden wordt op dit moment onderzocht door een Forensisch Opsporingsteam van een andere eenheid.

Wanneer mag een agent schieten?

Een agent mag schieten om iemand aan te houden die van een ernstig feit verdacht wordt, zoals bijvoorbeeld een gewapende overval of een (poging) doodslag of moord. Agenten leren om op de benen van een verdachte te schieten, het zogenaamde aanhoudingsvuur. Soms is de situatie zo ernstig dat er levensgevaar dreigt voor omstanders en/of de agent zelf. Dan is er sprake van noodweer en mag de agent niet alleen gelijk schieten, maar ook op het bovenlichaam van de verdachte richten in plaats van op de benen. Meer informatie over schieten door politie vind je op deze website.

Wat gebeurt er na een schietincident?

Wanneer een agent zijn wapen gebruikt heeft, en door politievuur letsel ontstaan is, volgt een onderzoek door de Rijksrecherche. In alle andere gevallen waarin geweld door de politie gebruikt is, volgt een geweldsrapportage en zonodig een intern onderzoek. De Rijksrecherche is een onafhankelijke rechercheafdeling onder de verantwoordelijkheid van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie. Door de onafhankelijke positie kan zij objectief onderzoeken of het vuurwapengebruik rechtmatig was. De agent die geschoten heeft, wordt zo snel mogelijk na het schietincident door de Rijksrecherche gehoord. Wanneer er bij de start van het onderzoek naar het incident geen twijfels bestaan over de rechtvaardigheid van het wapengebruik, mag de agent zijn functie tijdens het onderzoek blijven uitvoeren. Zijn die twijfels er wel, dan kunnen maatregelen tegen de agent worden genomen.