Arie de Bruijn wil niet speculeren over identificaties

2 min


Bunnik – Forensische experts op de Korporaal van Oudheusdenkazerne in Hilversum hebben tot dusver 23 lichamen van slachtoffers van rampvlucht MH17 geïdentificeerd. Met 176 'dossiers van min of meer complete lichamen' is een identificatie mogelijk. Uit 527 dossiers die slechts een deel van een lichaam beschrijven, hopen de onderzoekers nog zo veel mogelijk identificaties te kunnen halen.

Het zijn de cijfers van de nasleep van de ramp met vlucht MH17 van Malaysia Airlines. Teamleider Arie de Bruijn van het Landelijk Team Forensische Opsporing van de politie maakte ze vandaag vrijdag 8 augustus, openbaar op een persgesprek in Bunnik. Hij wilde niet speculeren over het aantal identificaties dat nog uit de 527 dossiers gehaald kan worden. Over alle 298 slachtoffers is in Hilversum informatie bekend waarmee een identificatie mogelijk is. ‘Ik zeg dat met dank aan alle collega’s, de familierechercheurs, die daarvoor hebben gezorgd’, aldus De Bruijn.

Maximale inzet

In de kazerne in Hilversum werken nog 43 mensen aan het identificatieproces. Zij zijn afkomstig uit Nieuw-Zeeland, Groot-Brittannië, Maleisië, Indonesië, de VS, Canada en Nederland. Het gaat om politiemensen, tandartsen, dna-deskundigen en vingerafdruk-experts. Tót afgelopen maandag werden in ruim twee weken tijd alle (delen van) stoffelijke overschotten geschouwd en beschreven die in de 228 rouwkisten uit Oekraïne naar Nederland zijn gevlogen.

Hoewel een maximale inzet van 14 dagen voor een expert gewoon is in dergelijke omstandigheden, hebben de internationale experts in Hilversum er voor gekozen wat langer door te gaan, zodat ze het schouwen gezamenlijk konden beëindigen. In Hilversum wordt ondertussen alles in gereedheid gehouden om direct als dat nodig is, het proces van het schouwen weer te kunnen beginnen.

Eerste resultaten

Nadat tot dusver de identificaties aan de hand van vingerafdrukken (2) en tandstatussen (21) werden gedaan, is volgens De Bruijn nu het moment aangebroken waarop de eerste resultaten van het dna-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) binnenkomen. De Bruijn: ‘Daardoor kunnen sneller matches worden gemaakt.’

Volgens De Bruijn is in de eerste twee weken in Hilversum dagelijks door 70 specialisten aan het schouwen gewerkt en waren er daarnaast nog eens zo’n 100 experts in de ondersteuning aan het werk. Hij sprak zijn dank uit voor het werk van defensiepersoneel. ,Ook nog eens honderd mensen. We kunnen door hun voortreffelijke hulp ons werk goed doen,’ aldus De Bruijn die de samenwerking met de internationale collega’s ‘voortreffelijk’ noemt.

De specialisten werkten volgens De Bruijn in beschermende kleding met maskers met filterbussen. ‘Dat was nodig vanwege de hoge concentratie formaline, een conserveringsmiddel voor lichamen die in de Oekraïne is gebruikt.’ Volgens De Bruijn was het ‘niet prettig om een hele dag met dit masker op te werken en ook de verbale communicatie tussen de collega’s werd er door gehinderd’.

Belastend

Op de vraag of de werkzaamheden emotioneel belastend zijn voor De Bruijn en zijn collega’s, zei de ervaren politieman: ‘Natuurlijk. We zijn professionals, maar bovenal ook mens. Onze drive is het kunnen geven van een naam aan een stoffelijk overschot. Dit laatste is zo’n dankbaar werk dat dit de moeilijke momenten verzacht.’

Niet alleen hebben de collega’s in Hilversum elkaar in gesprekken ondersteund, ‘een eerste en solide basis voor verwerken van gevoelens’ volgens De Bruijn, ook werden zij begeleid door een team van geestelijk verzorgers. ‘Na deze operatie worden wij begeleid door het reguliere maatschappelijk werk van de organisaties waarin wij dagelijks werken.’

Goederen

Over de in Oekraïne verzamelde goederen zei De Bruijn dat die worden bewaard als zij aan de identificatie kunnen bijdragen. De spullen zullen uiteindelijk samen met het stoffelijk overschot, of zoveel eerder als mogelijk, aan de nabestaanden worden overgedragen.

De Bruijn verzocht verder mensen in de media geen onterechte speculaties over het werk in Hilversum te doen. ‘Dit omdat zo twijfel wordt gezaaid bij de nabestaanden, waardoor het leed daar wordt versterkt. Vanaf het moment van identificatie is het helemaal aan de nabestaanden wat er met de stoffelijke overschotten en eventueel benodigde goederen gebeurt. Wij zijn volledig open en eerlijk.’