Voorburg – Op verzoek van Rwanda is vandaag een 37-jarige inwoner van Voorburg aangehouden voor uitlevering omdat hij verdacht wordt van betrokkenheid bij de genocide van 1994. Jean-Claude I. was in juli al aangehouden door de Nederlandse politie en verbleef sindsdien in voorlopige hechtenis.
Volgens het Rwandese verzoek om rechtshulp aan het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie (OM) heeft I. zich vermoedelijk schuldig gemaakt aan genocide, oorlogsmisdaden, misdrijven tegen de menselijkheid en foltering.
Aanvallen op Tutsi's
I. wordt er van verdacht als gewapende leider van de interahamwe militie te hebben deelgenomen aan aanvallen op Tutsi’s. Zij werden opgejaagd, uit hun huizen gehaald en weggevoerd naar plekken, waar zij vervolgens massaal werden gedood. Hun achtergelaten woningen werden in brand gestoken. Zo vonden op het terrein van de technische school in de hoofdstad Kigali, de École Technique Officielle (ETO), en in Nyanza op 11 en 12 april 1994 massaslachtingen van Tutsi’s plaats.
De IND heeft in 2011 op grond van artikel 1F van het vluchtelingenverdrag de verblijfsvergunning van I. ingetrokken vanwege ernstige vermoedens van betrokkenheid bij de massamoord op Tutsi’s bij de ETO-school. Zijn beroep tegen deze intrekking is in maart 2013 door de rechtbank ongegrond verklaard.
Andere landen
Voor het Nederlandse OM is het uitgangspunt dat opsporing en vervolging van internationale misdrijven zoveel mogelijk plaatsvinden in het land waar deze misdrijven zijn gepleegd. Daar bevindt zich het bewijs, daar zijn de procesdeelnemers ingevoerd in taal, cultuur en achtergronden van gebeurtenissen en daar bevinden zich over het algemeen de meeste slachtoffers en nabestaanden.
Andere landen, waaronder Noorwegen en Zweden, en het Rwanda Tribunaal (ICTR) gingen Nederland voor in de uitlevering van genocideverdachten aan Rwanda. In oktober 2011 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat de uitlevering aan Rwanda door Zweden van een genocideverdachte niet in strijd is met diens mensenrechten. Volgens het Hof zijn de rechten van de verdachte op een eerlijk proces en een menselijke behandeling niet geschonden door de uitlevering.
De rechtbank Den Haag neemt het Rwandese uitleveringsverzoek op 8 oktober in behandeling.