Het slachtoffer verklaarde dat zij een gesprek tussen twee buurvrouwen in het halletje opving waarbij haar naam genoemd werd. Ze opende de voordeur en mengde zich in de conversatie. Een van de buurvrouwen beschuldigde haar van het vervuilen van de trappenhuis. De woordenwisseling escaleerde waarbij aangeefster naar eigen zeggen door een van de vrouwen met twee handen tegen haar borstkast geduwd werd. Vervolgens trapte haar belager haar met het linkerbeen in het gezicht. Hierna werd zij bij de haren vastgepakt en daaraan in de richting van de voordeur voortbewogen. Hierdoor werd een pluk haar uit haar hoofd getrokken. Een buurman ging tussen hen beiden in staan, waarna de politie gebeld werd. De verdachte verklaart dat ze boos werd omdat aangeefster haar zoontje had uitgescholden. Ze had wel een keer geschopt maar volgens haar had zij verder niet geduwd, geslagen of aan de haren getrokken.